zine10

Gary Snyder Tam of wild

alligatorzine | zine

Nog altijd weten we alleen maar wat we weten: "De smaak van perzik en abrikoos gaat generatie op generatie niet verloren. Evenmin wordt het via boekenkennis doorgegeven" (Ezra Pound). De rest is van horen zeggen. Een ervaren bewoner van je eigen omgeving zijn – weten wat je weet – brengt kracht, vrijheid, degelijkheid en trots met zich mee. Er zijn twee soorten van weten.
Een ervan bestendigt je wezenlijke hoedanigheid. Je kent het verschil tussen noord en zuid, den en spar; je weet waar ergens de nieuwe maan opkomt, waar het afval naar toe moet, hoe een hand te schudden, hoe een mes te slijpen, hoe rentevoeten werken. Dit soort kennis kan je publiek leven verrijken en bedreigde diersoorten behoeden. We maken ons dit alles eigen door de cultuur weer tot leven te brengen, zoals door het opnieuw-bewonen van of het terugkeren naar een gebied dat verwaarloosd en deels vergeten werd – en dan weer bomen planten, de stroombedding dekanaliseren, het asfalt opbreken. Wat – zullen sommigen zeggen – als er geen ‘cultuur’ meer overblijft? Cultuur is er altijd – net zoals er altijd (om het even waar) een plaats en een taal is. Iemands cultuur is in de familie en de gemeenschap aanwezig en licht op van zodra je samen echt aan het werk gaat, of speelt, of verhalen vertelt, of in actie komt – of wanneer iemand ziek wordt, of sterft, of geboren wordt – of op een bijeenkomst zoals Thanksgiving. Een cultuur is een netwerk van buurten of gemeenschappen dat wortels heeft en ook verzorgd wordt. Cultuur is begrensd én alledaags. ‘Ze is erg gecultiveerd’ zou veeleer ‘rijkelijk bevrucht’ dan ‘elitair’ moeten betekenen.
(De term cultuur gaat, via colere, terug tot Latijnse begrippen zoals ‘vereren, zich inzetten voor, cultiveren, respecteren, bebouwen, zorg dragen voor’. De stam kwel betekent zoveel als ‘rondom een middelpunt draaien’ – verwant met wiel en het Griekse telos, ‘voltooiing van een cyclus’, vandaar teleologie. In het Sanskriet is dit chakra, ‘wiel’ – of ‘groot wiel van het universum’. Het moderne Hindi woord is charka, ‘spinnewiel’ – waarmee Gandhi in de gevangenis nadacht over de vrijheid in India.)
De andere vorm van kennis ontstaat met het ronddwalen buiten. Over de wilde appel schrijft Thoreau: ‘Misschien is onze wilde appel wel net zo wild als ikzelf, misschien behoren we niet tot het inheemse ras van hier, maar zijn we van een beschaafde familie naar de bossen afgezakt.’ John Muir voert die gedachte verder. In Wild Wool citeert hij een bevriende boer: ‘Cultuur is een kweekappel, natuur is een wilde appel.’ (Terugkeren naar de vrije natuur is zuur, bitter en wild worden. Onbemest, ongesnoeid, taai, veerkrachtig, en iedere lente ontzettend mooi in bloei staan.) Vrijwel alle hedendaagse volkeren zijn gecultiveerd nu, maar we kunnen terug naar de bossen afzakken.
Men verlaat zijn thuis voor een zoektocht in een archetypische wildernis, die gevaarlijk is, dreigend en vol beesten en vijandige vreemde wezens. Dit treffen met het andere – zowel het innerlijke als het uiterlijke – vereist het opgeven van comfort en zekerheid, het aanvaarden van kou en honger, en de bereidheid om het even wat te eten. Misschien zie je nooit meer je thuis terug. Eenzaamheid is je brood. Je botten kunnen op een of andere dag in het slib van een rivieroever opduiken. Het verschaft vrijheid, expansie en bevrijding. Ongebonden. Los. Eventjes waanzinnig. Het doorbreekt taboes, het grenst aan de overtreding, het leert nederig te zijn. Weggaan – vasten – op je eentje zingen – bovenmenselijk praten – bidden – dank betuigen – terugkomen.
Op mythologisch vlak is dit de oorsprong van de universele heroïsche verhalen. Op spiritueel vlak vereist dit de ander te omsluiten als zichzelf en een grens te overschrijden – niet ‘één worden’ of de dingen met elkaar vermengen, maar zich terdege bewust zijn van de gelijkenissen en verschillen. Wat zoveel kan betekenen als de huizen, de wegen en de mensen van je vertrouwde omgeving als voor het eerst zien, ieder woord tot en met de diepste weerklank horen. Of het kan mysterieuze tranen van dankbaarheid betekenen. Onze ‘ziel’ is onze droom van de ander.
Er is een tendens om een ‘cultuur van de wildernis’ ingang te laten vinden in de hedendaagse beschaving. De ‘Deep Ecology’ filosofen en de twisten en discussies die hebben plaatsgevonden tussen hen en de groene beweging, de sociale ecologisten en ecofeministen, getuigen van dit groeiend besef. ‘Deep Ecology’ denkers benadrukken dat de natuurlijke wereld op zich waardevol is, dat het welzijn van natuurlijke systemen onze eerste zorg zou moeten zijn, en dat dit meteen het best de belangen van de mens zelf dient. Ze beseffen heel goed dat wat deze waarden betreft de oervolkeren onze leermeesters zijn (Sessions and Devall, Deep Ecology, 1985). De komst van ‘Earth First!’ brengt de milieutheorie een nieuwe standaard van urgentie, lef en humor bij. Bepaalde vormen van directe actie, die schatplichtig zijn aan de beweging voor burger- en arbeidsrechten, worden bij milieukwesties aangewend. Met ‘Earth First!’ betreedt de ‘Great Basin’ van Californië uiteindelijk het toneel van de wereldpolitiek. De gevestigde milieuorganisaties worden door deze non-conformisten tot meer activisme aangezet. Tezelfdertijd ontstaat er aan de basis een snel groeiende milieubeweging in Azië, Borneo, Brazilië of Siberië. Het is een hoopvolle gedachte dat over de hele wereld zoveel mensen – gaande van Tsjechische intellectuelen tot de moeders van het regenwoud in Sarawak – zich bewust worden van hun macht.
De Amerikaanse milieutraditie is aanvankelijk ontstaan uit het beheer van de openbare gronden en het wild (ganzen, vissen, eenden – vandaar de Audubon Society, de Izaak Walton League en Ducks Unlimited). Milieubescherming legde gedurende decennia in een niet onbelangrijke mate beslag op zowat ieders vrije tijd. Omstreeks de jaren zeventig evolueerde ‘natuurbehoud’ naar ‘natuurbeheer’, daar de interesses zich uitbreidden van de beschermde natuurgebieden naar het bosbeheer, landbouw, water- en luchtvervuiling, nucleaire energie, en zovele andere kwesties die we maar al te goed kennen.
Interesse voor het milieu en de aanverwante politiek is een universeel gegeven geworden. In bepaalde landen ligt het accent bijna uitsluitend op de menselijke gezondheid en het algemeen welzijn. Het is goed dat de beweging aandacht heeft voor zowel het leven in het wild als het stedelijk welzijn. Maar een gezonde situatie voor mens en stad is niet haalbaar indien aan de rest van de natuur wordt voorbijgegaan. Een volkomen radicaal milieustandpunt is geenszins tegen de mens gericht. We vatten het leed van het mens-zijn in alle complexiteit, en koppelen hieraan het bewustzijn over hoe een aantal van de voornaamste diersoorten en hun habitat hopeloos bedreigd is. Een heel pak informatie krijgen we – paradoxaal genoeg – vanuit de kern van de beschaving zelf, met name van de biologische en sociale wetenschappen. In milieukringen draait de discussie momenteel rond zij die vertrekken vanuit een antropocentrische mentaliteit omtrent het beheer van de natuurlijke rijkdommen, en degene wiens houding een besef van de integriteit van de natuur in haar geheel weerspiegelt. Dit laatste is de ingesteldheid van de ‘Deep Ecology’ en is politiek levendiger, moediger, meer uitbundig en gewaagd, en ook wetenschappelijk correcter.
Het komt andermaal neer op het subtiele maar wezenlijke verschil tussen de begrippen natuur en wild. De natuur is, zegt men, het onderwerp van de wetenschap. De natuur kan grondig onderzocht worden, zoals in de microbiologie. Het ‘wilde’ kan niet op deze manier tot subject of object gemaakt worden; het moet van binnenuit benaderd worden, als een intrinsieke waarde van onszelf. De natuur is uiteindelijk geenszins bedreigd; de wildernis is dat wel. Het wilde is onverwoestbaar, maar de kans bestaat dat we het wilde niet zien.
Een cultuur van de wildernis begint ergens in deze context. Beschaving is deel van de natuur – onze ego’s spelen in het domein van het onbewuste – de geschiedenis ontstaat in het Holoceen – de menselijke cultuur zit geworteld in het primitieve en het Paleolithicum – ons lichaam is een gewerveld zoogdier – en onze ziel bevindt zich in de wildernis.

|

This material is © Gary Snyder

Origineel in The Practice of the Wild, North Point Press, New York, 1990

Vertaling: Kurt Devrese

www.alligatorzine.be | © alligator 2004