zine65

John Olson Tot het kookpunt, een essay over experimentele poëzie
Nederlandse vertaling: Kurt Devrese

alligatorzine | zine

All poetry is experimental poetry.
— Wallace Stevens

Van woorden kunst maken, is onnatuurlijk. Het begint met een tegendraadse attitude. Zoals, ik ben niet gelukkig met hoe de dingen verlopen en wens dit te veranderen. In plaats van de wereld te beschrijven, zal ik iets totaal en radicaal nieuw maken. Ik zal elke logica tarten. Ik ga voor nieuwe inzichten. Ik zal combineren en hercombineren en construeren en jongleren totdat ik iets beleef dat ik nooit beleefd heb. Het proces is alchemistisch. Het proces is gewelddadig. Het raakt de essentie van de creativiteit. Het ontwricht en schokt. Het blinkt uit in provocatie. Het is een aanval op de banaliteit. Het is net zo scherp en luidruchtig als een conciërge die het ijs van een raam schraapt. De onstuimige wolk uitlaatgassen in een straat na het voorbijdenderen van een truck. De anarchie van een waterval, de komedie van het gelaat, riskante gevoelens die aan een kooi van huid ontglippen.
       Taal is inherent hedonistisch. Ze schreeuwt om experiment. En niet te vergeten: taal is een sociaal medium, ze is zo openbaar als een luchthaven, zo universeel als lucht, en omvat tegelijk een hallucinante kenniswereld. Taal is een genadeloos delicaat mechanisme waarvan de radertjes slechts bestaan uit klankwaarneming en de veelheid van betekenis en zinsbouw, al met al minder reëel dan Mercutio’s koningin Mab of Prospero’s in wolken gehulde torens. Taal heeft niet de kneedbaarheid van klei, de viscositeit van verf, de naaktheid van staal of het geleidingsvermogen van draad. Tongen, tanden en longen brengen haar tot leven, inkt en pixels leggen haar vast; los van deze handige toebehoren is taal in essentie een middel om iets weer te geven, een geheel van tekens waarvan men in het algemeen aanneemt dat het naar bepaalde concepten verwijst. In wezen stemt taal niet overeen met de externe wereld. Dat is net het mooie ervan. Haar mogelijkheden zijn grenzeloos. Ze kan minutieus opgebouwd of volkomen spontaan zijn. Het plezier ontstaat uit de eindeloze variatie. Er zijn geen vaste associaties, geen duidelijke allusies die niet gewijzigd, herschikt, gemuteerd, veranderd of getransformeerd kunnen worden. Taal is immer naakt, onregelmatig als botten. Ze jent, gaat tekeer, blundert en pakt beet. Taal is een spiegelpaleis. Ze vertelt ons dat er iets is dat er eigenlijk niet is. Of dat er zou kunnen zijn. Of dat er zou mogen zijn. Of dat er, al dan niet, zou zijn. Ze gedijt op voorspelling, ideeën omtrent lucht in wolken en bladeren. Ze is al het onmogelijke dat mogelijk wordt. Ze is water met een knoop erin. Ze is een Brazilië van gigantische metaforen, het aroma van het denken, het opium van de eenzaamheid, stuifmeel door tropische winden aangevoerd. Ze is daglicht in een woensdag samengeperst. De retoriek van cellen waardoor vissen en krokodillen ontstaan. Moskou binnenste buiten. Een symptoom van de kunstenaarsgeest dat zich als een tapkraan in Tierra del Fiego openbaart. Het lawaai van borduursel. De stilte tussen de noten. Zwart licht. De verontrustende lieflijkheid van het nulpunt.
       Het experimenteren met woorden is verschillend van de wetenschappelijke experimenten. Wetenschappelijke experimenten leiden tot een aangescherpt empirisme, een principieel pragmatisme, een objectieve kijk op de dingen, net zo neutraal als liftdeuren die dwingend open en dicht gaan. De nectar van oorzaak en gevolg. Het experimenteren met woorden leidt tot de mosterd van de kakofonie, ongebreideld graniet, vervoering bij het aambeeld, legenden en draken die opwellen uit vluchtige metaforen. Uitgesponnen abstracties. Mallarmé die op een Harley-Davidson rondjes rijdt. Zes naakte salto’s en een buffel in een tulpenkwekerij. Je kan niet exact voorspellen wat woorden van plan zijn. Dat is net het punt. Dat is precies de situatie waarin je wil belanden: een spel met de taal aangaan waarbij de controle opgeheven wordt en de ommekeer begint. Een ommekeer in beide betekenissen van het woord: orbitale beweging rondom een punt, en een plotse of momentane verandering van een situatie. Wanneer ik iemand zeg dat ik ga neerzitten en een gedicht wil schrijven, zal men zich een heel specifieke voorstelling vormen van datgene wat ik me voorneem te doen. Hij wil een constructie met woorden maken die bepaalde beelden en klankeffecten zal bevatten om te ontroeren of te overtuigen of te verrassen of te imponeren. Maar wanneer ik iemand zeg dat ik een aantal taalexperimenten ga uitproberen, zal men zich heel wat minder kunnen voorstellen wat ik van plan ben te doen. Wil hij taal in bekers gieten en zeugma’s precipiteren? Wil hij macabere mutaties bewerkstelligen? Lange sprankelende zinnen die als syllabische duizendpoten voorbij drentelen? Klinkers met edelgas opblazen? Polymeren uit morfemen aanmaken? Een behandeling voor diaeresis ontdekken?
       Er zijn twee manieren om zich aan het schrijven van een gedicht te zetten: de eerste is alles leren wat erover te leren valt en een meesterschap ontwikkelen, een spel met woorden dat zal uitblinken in briljante beeld- en taaleffecten, maar niet meer dan dat, alleen deze verdienste, deze schoolse vaardigheid. De andere aanpak is in se niet tegenstrijdig met de eerste. Er zal uiteraard aandacht aan de taal besteed worden, een grondig begrip van de raadselachtigheid en grilligheid ervan, doch niet zo zeker hoe met dat begrip om te gaan. Weinig of geen lyrisch effect en des te meer lelijkheid. Extase veeleer dan vernis.
       De misvatting heerst dat zij die voor het experiment opteren, handelen uit een kinderlijke behoefte om de regels te ontlopen. Dit is absurd. Het tegendeel is waar. Deze stellingname is een alibi voor zij die niet het lef hebben om te experimenteren. Ze willen zich alleen maar vervolmaken in datgene waarmee ze binnen hun domein vertrouwd zijn. Het is namelijk zo dat het experiment net meer belang aan regels hecht. De paradoxale maar bevrijdende kracht van de beperking was onder andere een geweldige ontdekking van de Oulipianen. De grote moeilijkheid is om ook maar met iets nieuw voor de dag te komen. De twintigste eeuw was een en al experiment, niets anders dan bewegingen of scholen en manifesten en tegenstrijdige opvattingen. Futurisme, dadaïsme, surrealisme, vorticisme, fluxus, imagisme, objectivisme, Black Mountain College, beatgeneration, New Formalists, L=A=N=G=U=A=G=E-geschriften en zo verder.
       En realisme, hoe staat het daarmee? Niet uit te sluiten en nog altijd in trek. Komt nog altijd ruimschoots aan bod in chique bladen zoals de The New Yorker, Playboy en The Atlantic. Maar men kan zich niet van de indruk ontdoen dat er in essentie iets fout zit, alsof een of ander letsel zijn ruggengraat heeft gekraakt en hem dwingt zich krom en traag voort te bewegen, omzichtig met bestek, onzeker en nerveus ten opzichte van mensen en voedsel in het buitenland. Het is een vreemd ideaal: wensen dat de woorden verdwijnen zodat we de illusie hebben door een helder glasraam naar de wereld te kijken. Probleem is dat het glas gebarsten en bevlekt is en het raam dichtgeschilderd werd. Zelfs bij mild weer krijgen we dat raam niet meer open. Misschien is het tijd om het glas eens te inspecteren, het medium waarmee we werken van nabij te bekijken.
       Brecht stelde dat taal, als eindige algemeenheid, geen rekenschap kan afleggen van objecten, schouwspellen en gebeurtenissen die haar tot verstommens toe zouden overrompelen. De gebeurtenissen in Auschwitz en Buchenwald, Guantanamo en Abu Ghraib zouden een beschrijving in literaire vorm ongetwijfeld niet verdragen. Roland Barthes heeft het vervolgens over een onvermogen om op de dag van vandaag een realistische literatuur te produceren: het is niet meer mogelijk om nog te schrijven als Balzac, Zola of Proust. “Het realisme is altijd schuchter, en er is te veel verrassing in een wereld die door de massamedia en de veralgemening van de politiek zo overdadig is gemaakt, dat het niet meer mogelijk is haar nog langer projectief af te beelden: als literair object ontsnapt de wereld; het weten deserteert uit de literatuur, die geen Mimesis meer kan zijn, of Mathesis, maar alleen Semiosis, het avontuur van het onmogelijke van de taal, in één woord: Tekst (het is fout om te zeggen dat het begrip ‘tekst’ een verdubbeling is van het begrip ‘literatuur’: de literatuur representeert een eindige wereld, de tekst geeft gestalte aan het oneindige van de taal: zonder weten, zonder rede, zonder intelligentie).” (1)
       Wat een fantastische gedachte: “het avontuur van het onmogelijke van de taal.” Dit is de essentie van het experimenteren.
       Taal is pure willekeur. We zijn nu eenmaal gewend om de taal als een geheel van regels te zien. Betekenis is een kwestie van afspraak, geen natuurwet. Er is geen overeenkomst tussen het woord en het ding waarnaar het verwijst. Het is denkbeeldig. Het woord ‘appel’ is niet echt een appel. En precies dit maakt het tot een paradijs om te experimenteren.
       Wat betekent dat, experimenteren? Hoe verhoudt het experimenteren zich tegenover de theorie? Welke rol speelt een metafoor bij het experimenteren? Hoe verschillend is de taal van het experiment van boek tot boek?
       Mijn uitverkoren definitie is die van Gerrit Kouwenaar, lid van de Cobrabeweging: “In tegenstelling tot de traditionele dichter, legt de experimentele poëet zijn wil niet op aan het woord, maar laat hij zich, andersom, door het woord de wet voorschrijven. [...] de dichter, die immers niet iets uitbeeldt, dat hij voorradig had, maar iets ervaart dat hij nog niet kende.” (2)
       Er is niks dat deze esthetische ervaring evenaart. Een drug, meer bepaald een hallucinogeen, voor het eerst uitproberen komt dicht in de buurt. Skydiving, scubaduiken, bergbeklimmen, surfen, snowboarden en bungeejumpen zijn andere manieren om de adreneline op te wekken en het gevoel in leven te zijn te versterken. Het is vast wel een goede manier om een gedicht aan te vatten. Maar uiteindelijk komt het moment dat er niks anders is dan alleen jij en een blad papier. Wat er dan gebeurt, ligt volkomen aan jezelf.


(1) Roland Barthes, Roland Barthes door Roland Barthes, SUN, Nijmegen, 1991.

(2) Gerrit Kouwenaar, Vijf 5 tigers vijftig jaar, De Bezige Bij, Amsterdam, 2000.

Originele tekst: Brought To A Boil: An Essay On Experimental Poetry, The Jivin' Ladybug, 2008.

This material is © John Olson / Nederlandse vertaling © Kurt Devrese

www.alligatorzine.be | © alligator 2009