|
1
De vleeshaken zien zwart, bedekt
met vliegen die het bloed
likken, deze zwarte vleeshaken
In de lucht zweeft
een late vlieg: ze zal een venster vinden
& daar rusten
& ik zal niemand vinden:
niemand zal ons vinden
kom dichterbij! zit naast mij hier
De vensters staan in gloed
2
De vleeshaken zien zwart
van de witte vliegen
Ze likken eraan, ha!
de zwarte vleeshaken
Ha! de zwarte vleeshaken
de nabijheid van de dood in een ruimte waar een vleeshaak
aan het plafond bengelt
De vleeshaken zien zwart
van de zwarte vliegen
Ze waken erover, ha!
de zwarte vleeshaken
3
Maar luister, wil je?
luister naar het blad
terwijl het bengelt
& de vleeshaken
& de zwarte vleeshaken
waar het zonlicht
langs het plafond binnenvalt
waar het vuur gloeit
hoeveel dieren
komen niet uit je hand eten?
Een doorkliefd gezicht:
in het bloed dat beide ogen bedekt
een zwarte vleeshaak
4
Ze komen mijn kant op
maar we zijn ver verwijderd
steeds verder
iedere keer dat ze op ons afkomen
we zijn ver verwijderd
en hier te zijn, en te zien naar
de zwarte vleeshaken
Het is niet klaar genoeg
om u te kunnen zien, als ik om me heen kijk
gloeit uw schaduw
uw schaduw wendt zich van me af,
de vleeshaak bengelt
om de hoek verderop
|
|
|